Normen
Technisch water moet wat zijn chemische en fysische eigenschappen betreft, voldoen aan de technische normen van de fabrikanten, ingenieurs en beroepsverenigingen.
Want normen
- doen de beschikbaarheid van de componenten stijgen
- doen de productiekosten dalen
- zorgen voor een betere energie-efficiëntie
- geven u recht op garantie en beschermen de consument
Duitsland (VDI 2035, blad 1 & 2)
Verwarmingswater conform VDI 2035 blad 1 en 2, richtlijn van de Duitse vereniging voor ingenieurs
De richtlijn VDI 2035 blad 2 is van toepassing op warmwater-verwarmingsinstallaties conform EN 12828 en geeft instructies om corrosiegevoeligheid van de warmwaterinstallatie te verminderen. Blad 1 daarentegen beperkt zich tot schade door steenvorming.
Verantwoordelijkheid
Door middel van het ontwerp moet kunnen worden gegarandeerd dat de richtwaarden voor het verwarmingswater worden gerespecteerd. De inbedrijfsstellingsparameters moeten in een installatiehandboek worden vastgelegd. Dat boek moet door de installateur of de ontwerper aan de exploitant worden overhandigd. Voor het bijhouden van het installatiehandboek is vanaf dat moment de exploitant verantwoordelijk.
Waarden
VDI 2035 blad 2 maakt een onderscheid tussen een zoutarme een zouthoudende werkwijze. Omdat de corrosiegevoeligheid doorgaans afneemt bij een dalende elektrische geleidbaarheid van het verwarmingswater, krijgt de zoutarme werkwijze in de praktijk vaak de voorkeur. Voor een zoutarme werking is echter wel een demineralisering van het water vereist (< 100 µs/cm), net als een zuurstofgehalte van 0,1 mg/l in het verwarmingswater en een pH-waarde tussen 8,2 en 10,0.
Het toevoegen van chemicaliën moet volgens VDI 2035, blad 2 beperkt zijn tot uitzonderingssituaties.
Garantie en de garantieperiode van het verwarmingssysteem
De meeste fabrikanten koppelen de waarborg voor de componenten aan een goede waterkwaliteit.
Analyses
In de ontwerpfase van de installatie moet de waterhardheid worden berekend (VDI 2035, blad 1)
Een eerste controle van het verwarmingswater is aanbevolen na 8 à 12 operationele weken, en uiterlijk bij het volgende jaarlijkse onderhoud (VDI 2035, blad 2).
Het installatiehandboek moet correct worden ingevuld.
Zwitserland (SWKI BT 102–01)
Verwarmingswater conform SWKI BT 102–01, richtlijn van de Zwitserse vereniging voor gebouwtechniek en ingenieurs
Vanaf 1 april 2012 gelden er in Zwitserland nieuwe voorschriften voor de vulwaterkwaliteit van alle verwarmingen op warm water. Alleen wanneer deze richtwaarden worden gerespecteerd, verklaart de leverancier garantieclaims ontvankelijk. Door naleving van deze waarden wordt tevens een langdurig hoog rendement gegarandeerd.
Verantwoordelijkheid
De enige verantwoordelijke voor de vulwaterkwaliteit is de ondernemer (conform SIA 384/1 en SWKI richtlijn BT 102–01). Bij de oplevering van de verwarming gaat de verantwoordelijkheid over op de eigenaar. De verwarmingsvakman is verplicht zich aan deze eis te houden.
Waarden
Van het verwarmingswater in de verwarming moet worden aangetoond dat de hardheid minder is dan 5° f en dat een richtwaarde onder 200 µs/cm voorligt. Elk navulwater moet een hardheidsgraad van minder dan 1°f en 100 µs/cm hebben. Het verwarmingswater moet altijd gedemineraliseerd zijn. De vereiste pH-waarde schommelt tussen 8,2 en 10,0 en wordt pas 2–3 maanden na de vulling met vers water bereikt.
Garantie en de garantieperiode van het verwarmingssysteem
De meeste fabrikanten koppelen de waarborg voor de componenten aan een goede waterkwaliteit.
Analyses
Het vulwater moet worden geanalyseerd voordat het systeem ermee wordt gevuld (art. 5, SWKI BT, 102–01)
Eerste controle van de pH-waarde na 2 maanden, uiterlijk bij het jaarlijkse onderhoud. (art. 4.2.2 c, SWKI BT 102–01)
De wateranalyse moet worden geprotocolleerd. (art. 5 SWKI BT 102–01)
OOSTENRIJK (ÖNORM H 5195–1)
Verwarmingswater conform de ÖNORM H 5195–1 van het Oostenrijkse Standaards Institute.
Deze ÖNORM stelt eisen op het vlak van het ontwerp, de opstelling en het bedrijf ter voorkoming van corrosieschade, steenvorming en aanslag in gesloten verwarmingsinstallaties met warm water met bedrijfstemperaturen tot 100 °C.
Deze norm is prioritair toe te passen op nieuw te plaatsen installaties.
Verantwoordelijkheid
Het water moet door de installateur voor het vullen van de installatie worden geanalyseerd om de geschiktheid ervan vast te stellen.
De exploitant van een verwarmingsinstallatie tot 5000 liter waterinhoud moet het verwarmingswater elke twee jaar laten controleren. Systemen van meer dan 5000 liter moeten minstens één keer per jaar worden gecontroleerd.
Waarden
De ÖNORM H 5195–1 legt de grenswaarde vast voor de hardheid van het vulwater naargelang het volume en het type warmtegenerator van de verwarmingsinstallatie. Omdat ook op chloride een maximale grenswaarde van < 30 mg/l van toepassing is, wordt vulwater heel vaak gedemineraliseerd.
Wanneer er gebruik wordt gemaakt van aluminium werkstoffen, dan mag de pH-waarde niet meer dan 8,5 bedragen. Wanneer er geen gebruik wordt gemaakt van aluminium werkstoffen, dan mag de pH-waarde tussen 8,2 en 10 liggen.
Garantie en de garantieperiode van het verwarmingssysteem
De meeste fabrikanten koppelen de waarborg voor de componenten aan een goede waterkwaliteit.
Analyses
Bij werkzaamheden aan de verwarmingsinstallatie die gepaard gaan met een waterverlies of een wijziging van het watervolume, moet de exploitant binnen 4–6 weken een controle van het verwarmingswater laten uitvoeren. De controleur heeft de plicht de exploitant of de opdrachtgever binnen 4 weken mee te delen of het aanwezige verwarmingswater corrosief is en of uit de controle is gebleken dat er sprake is van de groei van micro-organismen. De resultaten van deze inspectie worden in het installatiehandboek gedocumenteerd.
Wij raden de verwarmingsinstallateurs en ondernemers aan om voor de overdracht van de verwarmingsinstallatie het circulatiewater te controleren.